De geschillencommissie kan de klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht. Dit betekent dat de geschillencommissie de klacht niet kan behandelen. In sommige gevallen toetst de geschillencommissie ‘ambtshalve’ of de klacht van klager niet-ontvankelijk is. In andere gevallen toetst de geschillencommissie dit op verzoek van de zorgaanbieder ‘bij eerste gelegenheid’. In de reglementen van de geschillencommissies staat wanneer dit zo is.
2022
Ambtshalve (artikel 5 en 7 geschillenreglement)
Wanneer de klacht ambtshalve niet-ontvankelijk is dan heeft de klager de regels voor het indienen van een klacht niet gevolgd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer:
Op verzoek van de zorgaanbieder (artikel 5 en 7 geschillenreglement)
De geschillencommissie kan de klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht wanneer de zorgaanbieder daarom vraagt. De zorgaanbieder kan bijvoorbeeld aangeven dat de klager zijn klacht niet eerst indiende bij de zorgaanbieder.
Als een klacht niet-ontvankelijk is, kan de geschillencommissie deze inhoudelijk niet behandelen.
Niet-ontvankelijkheid Geestelijke Gezondheidszorg
Wanneer een behandeling of opname plaatsvindt die valt onder de Wvggz dan kan het zijn dat een andere klachtenregeling van toepassing is. De Wvvgz heeft een eigen klachtenregeling. De geschillencommissie (Wkkgz) is mogelijk onbevoegd wanneer de patiënt onder deze eigen klachtenregeling valt. Patiënten kunnen in beroep gaan bij de rechter wanneer zij het niet eens zijn met de beslissing van de klachtencommissie onder de klachtenregeling Wvggz.
Wie is aangeklaagde in het kader van de Wkkgz
In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20210063 staat de vraag centraal wie de zorgaanbieder is in het kader van de Wkkgz. De klager heeft een klacht ingediend tegen een huisarts, waarbij de klacht gaat over een consult dat heeft plaatsgevonden tijdens een dienst van de betreffende huisarts op de huisartsenpost. De huisartsenpost is de zorgaanbieder op grond van de Wkkgz. De klager blijft echter bij zijn standpunt dat hij de klacht tegen de dienstdoende huisarts in plaats van tegen de huisartsenpost in wil dienen. Aangezien in de Wkkgz staat dat de bestuurder van de huisartsenpost de zorgaanbieder is en dus niet de dienstdoende huisarts acht de geschillencommissie klager om die reden niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Nabestaande is klachtgerechtigd
In de uitspraak van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 131986/134378 vroeg de klager om inzage in het dossier van haar overleden echtgenoot. Volgens de zorgaanbieder was de volmacht van de overleden echtgenoot, waarover de klager beschikte, niet rechtsgeldig. De klager heeft vervolgens haar klacht aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie oordeelt dat de klager als nabestaande ontvankelijk is in haar klacht.
Onderaannemer valt onder verantwoordelijkheid zorgaanbieder
In de uitspraak van de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg 37752/48398 oordeelt de geschillencommissie dat de zorgaanbieder de zorg heeft uitbesteed aan een onderaannemer die medeverantwoordelijk is voor de zorgverlening van de klager. De onderaannemer is echter niet aangesloten bij de geschillencommissie. De geschillencommissie oordeelt dat de zorgaanbieder als hoofdaannemer primair verantwoordelijk is voor de zorg van de klager. De klager is ontvankelijk in zijn klacht jegens de zorgaanbieder (hoofdaannemer).
Ervaringsdeskundige verbonden aan zorgaanbieder
In de uitspraak van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 42124/56775 wordt geklaagd over gedragingen van een ervaringsdeskundige verbonden aan de zorgaanbieder. De geschillencommissie oordeelt dat het, gezien de rol van de ervaringsdeskundige bij de zorgaanbieder en de jarenlange bekendheid van de klager met de ervaringsdeskundige als medewerker van de zorgaanbieder, op de weg van de zorgaanbieder had gelegen om duidelijkheid te verschaffen over de positie van de ervaringsdeskundige in de behandeling van de klager. De klacht is ontvankelijk.
Eerdere uitspraak was bindend
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 9856/20262 oordeelt de geschillencommissie dat het niet mogelijk is om dezelfde klacht over hetzelfde handelen opnieuw voor te leggen aan de Geschillencommissie met het doel een andere uitkomst van de procedure te bewerkstelligen. Er was al een bindende uitspraak. De klacht is niet-ontvankelijk.
Klacht hoefde niet eerst aan interne klachtencommissie te worden voorgelegd
In de uitspraak van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 13700/22079 oordeelt de geschillencommissie dat de klager niet kon worden verweten dat hij zijn klachten niet eerst aan de interne klachtencommissie had voorgelegd, zoals bepaald in artikel 6 van het Geschillenreglement. De klager had naar het oordeel van de geschillencommissie voldoende geprobeerd om met de zorgaanbieder in gesprek te komen. De klacht is ontvankelijk.
Klacht had eerst bij zorgaanbieder ingediend moeten worden
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 1492/28057 oordeelt de geschillencommissie dat de klacht van de klager niet-ontvankelijk is omdat hij zijn klacht niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend. De klager heeft ook niet onderbouwd waarom hij dat niet heeft gedaan.
Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 53708/80471 waarin de klager de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder niet helemaal heeft doorlopen omdat zij geen vertrouwen had in de klachtencommissie. De geschillencommissie ziet geen reden waarom niet van de klager kan worden verlangd dat zij haar klacht eerst bij de zorgaanbieder indient.
Ook in de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 44028/59065 beslist de geschillencommissie dat de klager de klacht eerst bij de klachtenfunctionaris had moeten indienen. Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 11105/11902.
Oordeel over werkwijze interne klachtencommissie kan worden meegenomen in beoordeling
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 110302/125241 heeft de klager de interne klachtenprocedure van de zorgaanbieder doorlopen. De klager was daar niet tevreden over. Hij wil de klacht voorleggen aan de geschillencommissie, samen met een klacht over de werkwijze van de interne klachtencommissie van de zorgaanbieder. De geschillencommissie is van oordeel dat de inhoud van de klacht hierdoor niet is gewijzigd en acht klager ontvankelijk in zijn klacht.
Door vernietiging medisch dossier geen beoordeling mogelijk
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 4440/18922 heeft de klager de zorgaanbieder gevraagd om zijn dossier te vernietigen. Zeven maanden later dient hij een klacht over de gang van zaken rondom een rijbewijskeuring in. De commissie oordeelt dat het medisch dossier een rol speelt bij het afleggen van verantwoording over medisch handelen, zoals bij klachten of claims. Door zijn dossier te laten vernietigen heeft de klager het voor het ziekenhuis onmogelijk gemaakt om de klacht te beoordelen en eventueel verweer te voeren. Dit is de verantwoordelijkheid van de klager zelf. De klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Geen sprake van een behandelrelatie
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 95823/114913 dient de klager een klacht in over een opgelegd toegangsverbod tot het ziekenhuis. De geschillencommissie oordeelt dat de klager niet ontvankelijk is in zijn klacht, omdat de klacht is gericht tegen een ordemaatregel van de zorgaanbieder. Er is dus geen sprake van een behandelingsovereenkomst tussen een arts en de klager, wat op grond van het Geschillenreglement wel een voorwaarde is voor het in behandeling nemen van de klacht. De klacht is niet-ontvankelijk.
In de uitspraak van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 49831/60257 acht de geschillencommissie de klager niet-ontvankelijk in haar klacht. Bij een intakegesprek met de klager is aangegeven dat niet gesproken kan worden over de mogelijkheid tot euthanasie. Op grond van de verwijzing van de huisarts was het doel van het intakegesprek om eventuele behandelmogelijkheden te bespreken. De klager wilde uitsluitend hulp bij haar overlijdenswens. De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat euthanasie ter sprake kán komen als onderdeel van een langlopende behandeling waarbij de behandelaar ook goed kan inschatten wat de mate van lijden is en welke behandelopties er nog zijn. Euthanasie als verwijsgrond is onvoldoende. De geschillencommissie overweegt dat, nu de klager heeft afgezien van een behandeling, er geen behandelingsovereenkomst tussen de klager en de zorgaanbieder is aangegaan. Nu er geen sprake is van een behandelingsovereenkomst is de geschillencommissie niet bevoegd om een inhoudelijk oordeel over de aan haar voorgelegde klacht te geven. De klager is niet-ontvankelijk in haar klacht.
Termijn verstreken
In de uitspraak van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 32457/37792 acht de geschillencommissie de klager niet-ontvankelijk in een groot deel van zijn klachten. Dit omdat deze dateren uit de jaren 2015 en 2018. De zorgaanbieder is van mening dat inmiddels te veel tijd is verstreken sinds de klachtencommissie uitspraak over deze klachten heeft gedaan. De klager heeft geen redelijk belang meer bij de behandeling van die klachten. Daarnaast had de klager er voor kunnen kiezen de klachten voor te leggen aan de Rechtbank. De klachten zijn niet binnen de gestelde termijn van 12 maanden – conform artikel 6b Reglement geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg bij de geschillencommissie ingediend.
Zie ook uitspraken van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 19724/27953 en 23282/28168 en de uitspraak van de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg 27301/32128. Ook in de zaak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 17718/26325 is de klacht niet-ontvankelijk. Volgens de toen geldende klachtregeling (2011) verjaart een klacht na 2 jaar en een vordering tot schadevergoeding na 5 jaar.
Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 113040/128575 waarin de geschillencommissie de klacht niet-ontvankelijk acht nu de klager de klacht conform artikel 6 lid 1 van het geschillenreglement niet binnen de termijn van 12 maanden heeft ingediend bij de geschillencommissie.
Persoonlijke omstandigheden geen reden voor verstrijken termijn indienen klacht
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 23282/28168 was de termijn van 12 maanden voor het indienen van een geschil verstreken. De klager was te laat met indienen vanwege persoonlijke omstandigheden. De geschillencommissie oordeelt dat zij de lastige situatie begrijpt maar dat de klager de klacht, die zij al voor een groot deel op schrift had staan, op tijd in had kunnen dienen. De klacht is daarmee niet-ontvankelijk.
Binnen termijn ingediend
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 7263/19708 is de klager wel ontvankelijk in zijn klacht nu hij deze binnen de termijn van 12 maanden, na afhandeling van de klacht door het ziekenhuis, aanhangig heeft gemaakt.
Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 4677/9713 en van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 25289/45206.
Geen zwaarwegend belang voor afschrift medisch dossier
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 9846/19812 vraagt de klager inzage in het dossier van haar overleden vader. Enkele dagen voor zijn overlijden heeft hij zijn dochter hiertoe gemachtigd. Omdat de klacht geen betrekking heeft op een gedraging van de zorgaanbieder jegens de patiënt is de klacht niet-ontvankelijk. Daarnaast is de machtiging bij het overlijden van vader komen te vervallen omdat er geen sprake is van een zwaarwegend belang. De echtgenote van patiënt is wettelijk vertegenwoordiger en heeft geen toestemming gegeven voor inzage/afschrift van het medisch dossier.
2020
Voorbeeld uitspraak 105617, Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg
In deze zaak ging het om een cliënt die gedwongen is opgenomen door de zorgaanbieder. Volgens de cliënt is zij slecht beoordeeld en had de zorgaanbieder haar niet gedwongen op mogen nemen. De commissie verklaart de cliënt echter niet ontvankelijk in haar geschil. De commissie verwijst in de eerste plaats naar de Wet Bopz. Op grond van artikel 41 van die wet heeft de onvrijwillig opgenomen cliënt het recht om te klagen over ingrijpende beslissingen die genomen worden op grond van de Wet Bopz. De klager is in haar klacht niet ontvankelijk, omdat de rechter de bezwaren tegen de gedwongen maatregelen moet beoordelen volgens de Wet Bopz.
Vergelijkbare zaken
Niet-ontvankelijkheid op basis van andere gronden
Vaststellingsovereenkomst
Een klacht kan tevens niet-ontvankelijk worden verklaard op basis van andere gronden. Zo kan het dat er een vaststellingsovereenkomst is vastgesteld tussen partijen. Het doel van zo’n overeenkomst is om het geschil definitief te beëindigen en om geschillen te voorkomen.
Voorbeeld uitspraak 20190112, Geschillencommissie Huisartsenzorg
Klaagster verwijt verweerster dat de artsen die bij haar moeder op huisbezoek gingen onzorgvuldig hebben gehandeld, omdat zij haar moeder niet hebben doorgestuurd naar het ziekenhuis. De moeder van klaagster is drie dagen later overleden. Klaagster is daarom procedures gestart bij de klachtencommissie en het Regionale Tuchtcollege en het Centrale Tuchtcollege. Naar aanleiding van haar klacht hebben klaagster en haar advocaat afspraken gemaakt met de zorgaanbieder (vaststellingsovereenkomst). Klaagster heeft een schadevergoeding gekregen. Door het sluiten van deze vaststellingsovereenkomst zijn de geschillen over de zorgvuldigheid van het medisch handelen beëindigd (ex art. 7: 900 BW), Klaagster mag daarom niet nog een keer een geschil over hetzelfde indienen. Verweerster doet daarom terecht een beroep op de niet-ontvankelijkheid.
Vordering boven de 25.000 euro
Op basis van artikel 20 van de Wkkgz mag de Geschillencommissie een schadevergoeding toe kennen tot in ieder geval € 25.000,–.
Gaat het om een hogere vergoeding dan € 25.000,-. dan moet de client uitdrukkelijk afzien van een hogere vergoeding. Als de cliënt dit niet wil, dan kan de commissie de klacht niet-ontvankelijk verklaren.
Voorbeeld uitspraak 2017/44, Geschillencommissie Huisartsenzorg
Verweerder heeft klager in 2013 niet verteld dat er sprake was van verhoogde PSA-waardes. Ook ging verweerder niet in gesprek en stelde verweerder geen verder onderzoek in. Klager zegt hierdoor meer dan € 25.000,00 schade te hebben geleden en vraagt om € 25.000,00 als voorschot op de schadevergoeding.
In totaal gaat het om een bedrag dat hoger is dan waarover de Geschillencommissie Huisartsenzorg uitspraak mag doen, zoals staat in artikel 20 van de Wkkgz. De gemachtigde van klager heeft niet aangegeven dat hij alsnog akkoord zou gaan met een maximale vergoeding van € 25.000,00, of dat de commissie alleen de klacht zou beoordelen. Daarom is de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Niet eerder kenbaar maken klacht
Een klacht zal eerst kenbaar moeten worden gemaakt bij de zorgverlener. Dit is een voorwaarde om de klacht te kunnen behandelen bij de Geschillencommissie.
Voorbeeld uitspraak 20180001, Geschillencommissie Huisartsenzorg
Volgens klaagster maakte de triagiste van de huisartsenpost een onjuiste inschatting van de spoedeisendheid van de klachten. Volgens klaagster had de triagiste een ambulance naar de patiënt moeten sturen. Verweerster voerde aan dat dit onderdeel van de klacht geen deel uitmaakte van de klachtbehandeling door de huisartsenpost. Klaagster voerde dit onderdeel pas aan tijdens de procedure bij de geschillencommissie. Daarom moet volgens verweerster dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk verklaard. De commissie stemt hier mee in.
Vergelijkbare zaak
Stichting Klachten & Geschillen Eerstelijnszorg
Postbus 8018
5601 KA Eindhoven
088 0229100
Maandag t/m donderdag
tussen 09.00 en 17.00 uur.