In onderstaande zaken gaan de klachten veelal over het niet (tijdig) doorverwijzen door de huisarts van patiënten met herniaklachten. De geschillencommissie beoordeelt of de huisarts conform de NHG-standaarden ‘Aspecifieke lagerugpijn’ en ‘Lumbosacraal radiculair syndroom’ heeft gehandeld. Voor het beoordelen van de klacht is het medisch dossier een belangrijke informatiebron.
2022
Verwijzingen
Bij (de verdenking van) een hernia is het van belang dat de huisarts tijdig doorverwijst naar een specialist in het ziekenhuis. De onderstaande uitspraken betreffen het al dan niet tijdig doorverwijzen.
Geen aanwijzingen hernia
In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20180131 verwijt de klager de huisarts dat hij haar eerder had moeten doorverwijzen naar de neuroloog. De geschillencommissie kan echter niet vaststellen dat het beloop bij een eerdere verwijzing anders zou zijn geweest. Toen de huisarts de klager zag waren er namelijk nog geen aanwijzingen voor een hernia. Bij chronische (rug)klachten is het van belang een stappenplan te maken en is een directe verwijzing niet vanzelfsprekend. De geschillencommissie acht de klacht van de klager ongegrond.
Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20190046 waarin de geschillencommissie voorop stelt dat beoordeeld dient te worden of de arts op basis van de wetenschap en kennis op het moment van het verweten handelen de juiste afwegingen heeft gemaakt en beslissingen heeft genomen. Later opgedane wetenschap kan slechts in uitzonderingsgevallen een rol spelen. De geschillencommissie beslist dat de huisarts conform de standaarden en richtlijnen heeft gehandeld en acht de klacht ongegrond.
Zie ook de uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege ECLI:NL:TGZRZWO:2021:53, ECLI:NL:TGZRZWO:2021:54 en ECLI:NL:TGZRSGR:2022:18.
Handelen huisarts zorgvuldig, maar dossiervoering summier
In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20200101 verwijt de klager de huisarts dat die hem eerder had moeten doorverwijzen naar het ziekenhuis. De klager had al een discushernia gehad. De geschillencommissie oordeelt dat op grond van de standaarden en richtlijnen en op basis van de conclusie van de specialisten, de huisarts zorgvuldig heeft gehandeld door de klager naar de fysiotherapeut te verwijzen. De klacht is dan ook ongegrond. Wel merkt de geschillencommissie op dat de opmerkingen in het dossier van de huisarts op dit punt summier en niet in alle gevallen volledig zijn.
Consult of huisbezoek had moeten plaatsvinden; regievoering teveel bij klager gelegd
In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20200016 oordeelt de geschillencommissie dat de huisarts zorgvuldiger had moeten handelen door de klager voor een consult uit te nodigen of op huisbezoek te gaan. Hij had de ernst van de klachten dan beter kunnen beoordelen. De huisarts had pas morfine mogen geven nadat hij de klager had gezien. Ook oordeelt de geschillencommissie dat de klager vaker zelf het initiatief voor stappen in zijn behandeling heeft moeten nemen. De huisarts had als behandelend arts meer initiatief moeten nemen en begeleiding moeten bieden. Daarbij merkt de geschillencommissie op dat de aantekeningen in het dossier summier zijn. De klacht is gegrond.
Geen follow-up afgesproken, ook niet in het dossier vastgelegd, verwijtbaar handelen huisarts
In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20180099 vindt de klager dat de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld door haar rugklachten niet serieus te nemen, deze niet te behandelen en haar niet te verwijzen naar een specialist of voor een MRI. De klager heeft hierdoor onnodige en langdurige pijn geleden en blijvende schade opgelopen. De geschillencommissie oordeelt dat de huisarts in eerste instantie op het moment van erge pijn en uitvalsverschijnselen nog had kunnen volstaan met pijnmedicatie maar vervolgens had hij, conform de richtlijn, binnen een of twee dagen een controle afspraak moeten maken. Daarbij was het noodzakelijk deze follow-up goed met de klager te bespreken én deze goed te documenteren in het dossier zodat andere zorgverleners bij afwezigheid goed op de hoogte zouden zijn van de te nemen vervolgstappen. Er is echter geen enkele follow-up afgesproken of vastgelegd in het dossier. Daardoor was de collega-huisarts onvoldoende geïnformeerd toen de klager weer belde. De klager heeft toen nog vier dagen moeten wachten voor zij werd verwezen naar een neuroloog. De geschillencommissie is van oordeel dat deze vertraging in de behandeling verwijtbaar is aan de huisarts.
Uitvoering ingreep en informatieverstrekking
In onderstaande uitspraken gaan de klachten over de operatieve ingreep zelf en de informatie over de risico’s, gevolgen en eventuele complicaties van de ingreep. Ook hier is het medisch dossier een belangrijke leidraad.
Medisch dossier bevat voldoende informatie
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 8885/20271 klaagt de klager over een hernia-operatie waaraan zij een gevoelloze linkervoet- en kuit heeft overgehouden. Zij vindt dat de zorgaanbieder haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de risico’s. De klager stelt dat zij niet op de hoogte was van de grotere risico’s die zij liep vanwege de bij haar verdikte zenuwwortel. De geschillencommissie oordeelt dat uit het medisch dossier blijkt dat de zorgaanbieder de klager heeft voorgelicht over de hernia-operatie en de mogelijke risico’s van de ingreep met haar heeft besproken. In het medisch dossier staat het volgende vermeld: “Met patiënte besprak ik de procedure, risico’s, complicaties (nabloeding, infectie, toename neurologische uitval, niet verbeteren van de huidige klachten, durascheur met liquorlekkage) en de verwachtingen van de operatie. Patiënte begrijpt bovenstaande en is akkoord.” De geschillencommissie oordeelt dat de zorgaanbieder de klager voldoende zorgvuldig heeft geïnformeerd en acht de klacht ongegrond.
Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 44098/50345 waarin de geschillencommissie oordeelt als volgt. Wetenschappelijk onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat de bij de klager uitgevoerde behandeling een hogere kans op terugkerende klachten heeft dan de klassieke behandeling. Echter, de in 2008 uitgevoerde behandeling was destijds gebruikelijk en de indicatie voor de behandeling is juist geweest. Zowel na onderzoek van de medisch adviseur als uit het expertiserapport van een onafhankelijk deskundige blijkt dat geen sprake is van verwijtbaar dan wel onzorgvuldig handelen. Uit het dossier blijkt dat de risico’s en de mogelijke complicaties voorafgaand aan de operatie met de klager zijn besproken. De geschillencommissie oordeelt dat de klacht ongegrond is.
Gevolgen pijnbehandeling voldoende met de klager besproken
In de uitspraak van de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken 121763/133757 staat een klager centraal die meerdere keren door de zorgaanbieder is behandeld voor pijnbestrijding bij een hernia. Na de derde behandeling had de klager direct veel pijn. De behandelaar kwam maar één keer naar de klager kijken, hierna werd zij naar huis gestuurd. De klager vroeg om pijnstilling, maar kreeg dit niet. Uiteindelijk is de volgende dag, na contact via de zogenaamde spoedlijn van de zorgaanbieder, pijnstilling voorgeschreven. De klager vindt dat ze respectloos is behandeld en is genegeerd. De klager stelt hierdoor schade te hebben geleden. De zorgaanbieder stelt dat mogelijke gevolgen van de behandeling, zoals napijn, duidelijk met de klager zijn besproken. Na de behandeling is de klager meerdere keren door de arts en assistentes gezien. De arts wilde geen pijnstilling voorschrijven omdat hij de mentale toestand van de klager niet goed kon inschatten. De arts heeft wel contact opgenomen met de huisarts om die op de hoogte te stellen van de situatie. De geschillencommissie oordeelt dat de klager voldoende is geïnformeerd over de mogelijke napijn van de behandeling en dat de zorgaanbieder goed en tijdig heeft gereageerd op de klachten van de klager. De klacht is ongegrond.
Operatie op verkeerd niveau uitgevoerd, geen verwijtbaar handelen
In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 123347 oordeelt de geschillencommissie dat uit de stukken voldoende blijkt dat sprake is van een op het verkeerd niveau in de rug uitgevoerde operatie. Dit is medisch voldoende onderbouwd en door de zorgaanbieder niet aannemelijk weerlegd. De geschillencommissie verklaart de klacht van de klager voor wat betreft het verkeerd uitvoeren van de herniaoperatie gegrond. De geschillencommissie oordeelt echter dat geen sprake is van verwijtbaar handelen; de operatie is volgens de medische standaarden en beroepsnormen uitgevoerd. Bij het vaststellen van het operatieniveau is gebruik gemaakt van de röntgendoorlichtingstechniek, de gebruikelijke manier om het operatieniveau te bepalen. In zoverre betreft het geen verwijtbare fout, maar een zeer zeldzaam voorkomende complicatie van de behandeling. De geschillencommissie verwijst in dit verband naar de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 25 april 2019, ECLI:NL:TGZCTG:2019:105. “Na de operatie verdwenen de klachten van klager niet en bleek dat de neurochirurg klager op het verkeerde niveau heeft geopereerd. Klager verwijt de neurochirurg dat hij een fout heeft gemaakt bij de operatie door op een onjuist niveau te opereren, terwijl klager niet is geïnformeerd over het risico dat hij op een onjuist niveau zou worden geopereerd. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, omdat het bepalen van het operatieniveau volgens geldende beroepsnormen is uitgevoerd en dat sprake is van een complicatie en dus geen tuchtrechtelijk verwijtbare fout. Gelet op de geringe kans dat deze complicatie zich kan voordoen is niet gebruikelijk dat deze mogelijkheid tijdens de preoperatieve voorlichting wordt besproken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.”
Stichting Klachten & Geschillen Eerstelijnszorg
Postbus 8018
5601 KA Eindhoven
088 0229100
Maandag t/m donderdag
tussen 09.00 en 17.00 uur.