Categorie: Schadevergoeding

Juridisch kader: Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), Boek 3 en boek 6 Burgerlijk Wetboek (BW)

 

Bij klachten vragen patiënten soms om een schadevergoeding. De geschillencommissie moet in dat geval niet alleen een oordeel geven over de voorgelegde klacht, maar ook over het wel of niet toewijzen van de gevraagde schadevergoeding.

Op grond van de Wkkgz kan de geschillencommissie een schadevergoeding toekennen tot maximaal €25.000. Een schadevergoeding kan zowel gaan om materiële schade (schade die direct in geld uit te drukken is, bijvoorbeeld schade voor medische kosten) als immateriële schade (schade die niet direct in geld uit te drukken is, bijvoorbeeld schade die veroorzaakt is door verdriet, psychisch leed).


2022

Causaal verband

Voor het toekennen van een schadevergoeding moet sprake zijn van een causaal verband (oorzakelijk verband) tussen het handelen of nalaten van de zorgverlener. Dit betekent dat bewezen moet worden dat schade die is ontstaan het directe gevolg is van het handelen of nalaten van de zorgverlener. Ook andere factoren kunnen van invloed zijn op het ontstaan van schade, waardoor het causale verband soms moeilijk is vast te stellen. Voorbeelden van andere factoren zijn: een ongeval, onderliggende ziekte of gebruik van verdovende middelen, zo blijkt uit de uitspraken van de geschillencommissies.

In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20200001 heeft de geschillencommissie een deskundige ingeschakeld. De deskundige oordeelt dat een oorzakelijk (causaal) verband tussen de tekortschietende handeling van de huisarts en de kosten van de ziekenhuisopname niet vastgesteld kan worden. De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20210051 waarin de klager onder meer een schadevergoeding vordert van € 2.500. De schadevergoeding is voor kosten vanwege een ondergane behandeling voor door de huisarts veroorzaakte stress. De geschillencommissie oordeelt dat niet kan worden aangetoond dat de stressklachten (en de behandelingen die cliënt hiervoor moest ondergaan) veroorzaakt werden door de schending van het beroepsgeheim door de huisarts. De geschillencommissie wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg 28797/34271 waarin de klager aanvoert dat de patiënt immateriële schade heeft geleden als gevolg van ernstige psychische, lichamelijke, emotionele en geestelijke klachten. De geschillencommissie oordeelt dat er geen causaal verband is vastgesteld tussen de door de patiënt gestelde schade en het (niet) handelen van de zorgaanbieder.

In de uitspraak van de Geschillencommissie Ambulancezorg 34286/98340 dient de klager een klacht in over het feit dat hij, met een gebroken pols en gebroken nekwervels, niet correct is beoordeeld  door ambulancemedewerkers. De klager ervaart als gevolg hiervan veel psychische klachten en eist een schadevergoeding. De geschillencommissie oordeelt dat de klacht gegrond is. De schadevergoeding wordt echter afgewezen. De geschillencommissie oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat de klachten van de klager komen de handelwijze van de ambulancemedewerkers. Niet kan worden uitgesloten dat die klachten voornamelijk komen door het ongeval dat cliënt is overkomen. Met andere woorden: het vereiste causale verband tussen de handelwijze van de ambulancemedewerkers en de schade is niet vast komen te staan.

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 22025/28075 waarin de geschillencommissie oordeelt dat niet kan worden geconcludeerd dat het overlijden van de patiënt het gevolg is geweest van de te late diagnose en dat zij anders niet zou zijn overleden. Causaal verband kan niet worden aangetoond. De vordering wordt afgewezen.

Onderbouwing schadevergoeding

Uit de uitspraken van de geschillencommissies blijkt dat een goede onderbouwing van de gewenste materiële schadevergoeding essentieel is. Denk hierbij aan het uitsplitsen van de schade in schadeposten en het aanleveren van bewijsstukken, zoals facturen. Een immateriële schadevergoeding is vaak lastiger te onderbouwen en kan dan door de geschillencommissie in redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld. 

In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20200095 stond de vraag centraal of de dienstdoende huisarts van de huisartsenpost een röntgenfoto had moeten maken. De klager had zich bij de huisartsenpost gemeld na een schietincident met een luchtdrukpistool waarbij mogelijk een kogeltje was achtergebleven in zijn hand. De klager eist materiële en immateriële schadevergoeding. Naar het oordeel van de geschillencommissie is niet aannemelijk gemaakt dat  materiële schade is geleden. De geschillencommissie wijst de vordering af. Wel oordeelt de geschillencommissie dat de klager meer pijn heeft gehad als gevolg van het niet maken van een röntgenfoto op het moment waarop hij de huisartsenpost bezocht. De geschillencommissie stelt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 100 vast.

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20210067. De klager vordert  een schadevergoeding van € 15.000 voor zowel materiële als immateriële schade. Met betrekking tot de materiële schadevergoeding oordeelt de geschillencommissie dat de klager deze op geen enkele wijze heeft onderbouwd dan wel aangetoond. De geschillencommissie kan niet beoordelen of de door de klager gestelde schade ook daadwerkelijk is geleden. Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding oordeelt de geschillencommissie dat niet is vast te stellen welk bedrag daarmee is gemoeid. De geschillencommissie kan zich echter wel voorstellen dat de klager, als gevolg van het niet handelen van zorgaanbieder, langere tijd pijn heeft geleden en in angst en onzekerheid heeft verkeerd. De geschillencommissie stelt de immateriële schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 1.500.

In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 34588/39356 is de geschillencommissie van oordeel dat de zorgaanbieder tekort is geschoten.  Door het ontbreken van regie tijdens de behandeling van zwellingen op de linkerhand van de klager en de gebrekkige communicatie tussen de specialistische afdelingen is te laat vastgesteld dat sprake was van huidkanker. Dit wordt de zorgaanbieder aangerekend. De geschillencommissie oordeelt dat het niet aannemelijk is dat een kleiner deel van de hand geamputeerd had hoeven worden wanneer de huidkanker eerder was vastgesteld. Er is geen sprake van verlies van inkomsten aan de kant van de patiënt. Wel acht de geschillencommissie het aannemelijk dat de klager een jaar lang verkeerd is behandeld, als gevolg waarvan de klager veel stress heeft ervaren en pijn heeft geleden. De geschillencommissie kent naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.000 toe.

In de uitspraak van de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg 19067/28066 oordeelt de geschillencommissie dat de zoon van de klager recht heeft op een schadevergoeding nu hij jarenlang overlast heeft gehad van een muggenplaag. Er was sprake van inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer waardoor hij immateriële schade heeft geleden. Bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schadevergoeding staat voorop dat deze naar billijkheid moet worden vastgesteld. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het concrete geval. De omstandigheden waarmee de geschillencommissie bij de bepaling van de immateriële schadevergoeding rekening heeft gehouden zijn de in het geschil vermelde feiten. Verder heeft de geschillencommissie rekening gehouden met het feit dat de zorgaanbieder is gehouden tot het verschaffen van een woning en verzorging aan de zoon en dat het hier een kwetsbaar persoon betreft. Ook is de zorgaanbieder door de klager bij herhaling gewezen op de muggenplaag. De zorgaanbieder heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom hij de zoon niet veel eerder heeft beschermd tegen de muggenplaag. Anderzijds is geen sprake van letsel of beperkingen van blijvende aard en zijn de gevolgen beperkt gebleven tot een bepaalde periode. Met inachtneming van het voorgaande acht de geschillencommissie in dit geval een bedrag van € 1.500 als immateriële schadevergoeding billijk.

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg 9577/13793 waarin het volgende wordt overwogen. Het toekennen van een schadevergoeding is mogelijk indien er geestelijk letsel is dat kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. De geschillencommissie oordeelt dat voldoende aannemelijk is dat de patiënt - gezien zijn persoonlijkheid - door de ongeschikte woonplek en door onvoldoende begeleiding/zorg méér psychisch heeft geleden dan een gemiddeld persoon. Daarnaast is onweersproken dat de stress en spanningen bij de patiënt tot rugklachten hebben geleid. Daarmee ligt een vergoeding van immateriële schade voor de hand. De  geschillencommissie acht echter niet het gehele gevorderde bedrag van € 5.000 voor toewijzing vatbaar. De geschillencommissie stelt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast dat de zorgaanbieder, naast de al betaalde verhuiskosten, een bedrag van € 750 moet betalen aan de patiënt.

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg 59946/89950 waarin de geschillencommissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een immateriële schadevergoeding toewijst van € 2.500.

In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 37481/40125 oordeelt de geschillencommissie dat de arts niet die zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Naar mening van de geschillencommissie zou het verloop van de behandeling anders kunnen zijn geweest als de arts tijdig onderzoek had gedaan en de ingreep eerder zou hebben uitgevoerd. De geschillencommissie constateert dat de klager door het handelen van de behandelend arts heeft geleden en acht een schadevergoeding dan ook passend. De geschillencommissie stelt vast dat de door de klager gevorderde schade van € 25.000 niet is onderbouwd. De geschillencommissie kent op basis van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 5.000 toe.

In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20210058 wijst de geschillencommissie een vordering tot materiële en immateriële schadevergoeding af omdat de klager heeft nagelaten deze te onderbouwen. 

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20210051. De klager vordert een schadevergoeding van € 25.000 vanwege inkomstenderving. De vordering tot schadevergoeding is niet  onderbouwd. Door de klager is niet aangetoond dat de gemiste inkomsten werden veroorzaakt door de schending van het beroepsgeheim door de huisarts. De geschillencommissie wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg 28303/32840 waarin de geschillencommissie de vordering afwijst nu deze onvoldoende is onderbouwd.

Onvoldoende onderbouwing, echter wel schadevergoeding

In de uitspraak van de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg 57507/78918 wijst de geschillencommissie een vordering vanwege gemiste inkomsten af. De geschillencommissie is wel van oordeel dat de patiënt, vanwege een reorganisatie van de zorgaanbieder, langer op behandeling heeft moeten wachten. De geschillencommissie kent de patiënt een schadevergoeding van € 2.000 toe.

Immateriële schadevordering afgewezen, vordering eigen bijdrage toevoeging rechtsbijstand  toegewezen

In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20210003 vordert de klager € 950 smartengeld, kwijtschelding van het griffierecht en de eigen bijdrage voor toevoeging rechtsbijstand van € 152. De geschillencommissie stelt voorop dat de klager geen griffierecht heeft betaald. De gevraagde kwijtschelding is daarom niet aan de orde. In artikel 6:106 BW is een drietal gronden opgenomen om te komen tot toekenning van smartengeld. Voor zover hier relevant gaat het dan om de categorie van iemand die ‘op een andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Onder deze categorie wordt begrepen ‘geestelijk letsel’. Uit de rechtspraak volgt echter dat ervaren spanning alleen onvoldoende is, er moet sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dat daarvan sprake is, is door de patiënt niet gesteld of onderbouwd. Daarnaast is door de klager geen andere aantasting van zijn persoon aangetoond. Daarmee wordt niet toegekomen aan smartengeld en moet de geschillencommissie dit deel van de gevorderde schade afwijzen. Tenslotte vordert de klager een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, bestaande uit de eigen bijdrage van zijn toevoeging. Uit artikel 6:96 lid 2 BW volgt dat ook als schade voor vergoeding in aanmerking kan komen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Dit deel van de vordering van de patiënt komt voor toewijzing in aanmerking. De geschillencommissie kent een schadevergoeding van € 152 toe.

Toerekenbare tekortkoming zorgaanbieder, toekenning materiële en immateriële schadevergoeding

In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 3500/26330 verzoekt de klager om vergoeding van de schade van € 25.000 die hij als gevolg van het handelen van de zorgaanbieder heeft geleden. Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat het ziekenhuis in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. De geschillencommissie is van oordeel dat de arts niet die zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De geschillencommissie acht het niet onaannemelijk dat het verloop van de behandeling anders zou zijn geweest als de arts de operatie volgens “de regelen der kunst” zou hebben uitgevoerd. De geschillencommissie constateert dat de klager door het handelen van de behandelend arts tijdens de operatie heeft geleden en ook blijvend mindervalide is geworden. Daarnaast is de klager, hoewel hij ten tijde van de operatie  zijn pensioendatum was gepasseerd, door zijn invaliditeit blijvend werkloos geraakt. Daarom oordeelt de geschillencommissie dat een vergoeding van materiële en immateriële schade passend is. De geschillencommissie kent een schadevergoeding toe naar redelijkheid en billijkheid van € 15.000. Waarvan € 12.000 materiële schadevergoeding en € 3.000 immateriële schadevergoeding.

Kennisnemen van verzekeringsvoorwaarden voor operatie in het buitenland

In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20200016 oordeelt de geschillencommissie dat de klager op grond van zijn verzekeringsvoorwaarden had kunnen weten dat de operatie die hij in een buitenlands ziekenhuis heeft ondergaan niet volledig zou worden vergoed. Dit kan de huisarts niet worden verweten. De klager heeft bovendien nagelaten om de huisarts of een waarnemend huisarts te vragen om een spoedindicatie in Nederland. De geschillencommissie wijst de vordering van de patiënt af.

Onheuse bejegening met gevolgen

In de uitspraak van de geschillencommissie Ziekenhuizen 6035/14611 heeft de anesthesioloog zich niet gedragen zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot mag worden verwacht. De patiënt is als gevolg hiervan voor behandeling uitgeweken naar een ander, veel verder weg gelegen ziekenhuis. Hierdoor heeft de patiënt extra zorgkosten gemaakt. De geschillencommissie acht de klacht gegrond. Tijdens de zitting heeft de patiënt aangegeven dat zij inmiddels acht keer voor een operatie naar een ander ziekenhuis heeft moeten uitwijken. De geschillencommissie kent op grond van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 8.000  toe.

Ook in de uitspraak 448/7736 van de Geschillencommissie Ziekenhuizen staat onheuse bejegening centraal. De klager heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de door haar gestelde geleden (im)materiële schade doordat haar – kort samengevat - onderzoek is onthouden, zij geen eerlijke behandeling heeft gekregen en doordat de longarts niet met de klager in gesprek is gegaan. De geschillencommissie oordeelt dat de longarts de klachten van de klager niet serieus heeft genomen, hij nergens op heeft gereageerd en ieder contact met de patiënt heeft afgehouden. De geschillencommissie meent dat de longarts daarmee tekort is geschoten in zijn zorgplicht jegens de patiënt. De klacht is gegrond en de geschillencommissie kent een immateriële schadevergoeding toe van €1.500.

Vordering verjaart

In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 17718/26325 heeft de klager in 2011 een verkeerde diagnose gekregen en ontwikkelt zij PTSS-klachten. In 2011 heeft een bemiddelingstraject plaatsgevonden. Na 7 jaar dient de klager de klacht nogmaals in. Tevens vordert zij een schadevergoeding. Volgens de in 2011 geldende klachtenregeling verjaart een klacht na twee jaar. De vordering tot schadevergoeding verjaart na vijf jaar. De geschillencommissie oordeelt dat uit een brief van de klager aan de radioloog van 20 maart 2018 blijkt dat de klager in 2011-2012 bekend was met zowel de schade als met de aansprakelijke persoon. Op 10 januari 2020 heeft zij de klacht met schadevergoeding aanhangig gemaakt bij de geschillencommissie. Dit is ruim na de in artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek opgenomen verjaringstermijn. In dit artikel staat dat een vordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De geschillencommissie verklaart de patiënt niet-ontvankelijk in haar klacht.

Artikel 6:97 BW: de rechter begroot schade

In de uitspraak van de Geschillencommissie Openbare Apotheken 20200100 oordeelt de geschillencommissie dat de apotheker heeft gehandeld in strijd met de professionele standaard en dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen jegens de klager. De vraag welke schade de klager heeft geleden is naar het oordeel van de geschillencommissie niet exact te beantwoorden. Artikel 6:97 BW bepaalt: ‘De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.’ De geschillencommissie schat de schade van de klager op de helft van het betaalde bedrag afgerond € 345, en veroordeelt de apotheker tot betaling van dit bedrag.

Nabestaanden

Na een overlijden kunnen de nabestaanden te maken krijgen met financiële gevolgen. Een aantal personen, vallende in de kring van rechthebbenden, kunnen aanspraak maken op overlijdensschade. De schade die bij overlijdensschade geclaimd kan worden bestaat uit misgelopen gelden voor levensonderhoud en de kosten van de begrafenis als deze niet door een verzekering zijn gedekt.

Sinds 1 januari 2019 is het mogelijk voor nabestaanden en naasten om een vergoeding te krijgen voor het leed en de pijn die zij ervaren door de gebeurtenis. Deze vergoeding is een vorm van smartengeld (immateriële schadevergoeding) en heet affectieschade. Shockschade kwam eerder al voor vergoeding in aanmerking, zie de uitspraak van de Hoge Raad in het Taxibus-arrest (ECLI:NL:HR:2002:AD5356).

Causaal verband aangetoond, echter onderbouwing ontbreekt

In de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen 20830/27801 verwijt de klager (als nabestaande) de zorgaanbieder grove nalatigheid in de zorgverlening aan de patiënt. Volgens de klager is de patiënt als gevolg hiervan ontsnapt uit het ziekenhuis waarna zij zelfmoord heeft gepleegd. De klager vordert een schadevergoeding van € 3.500 voor de kosten van de begrafenis en de ontruiming van het huis van de patiënt. De geschillencommissie oordeelt dat de zorgaanbieder niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam zorgaanbieder in gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Het toezicht op de afdeling van de patiënt was niet deugdelijk, waardoor de patiënt de afdeling ongezien heeft kunnen verlaten. Vervolgens heeft zij haar leven beëindigd. Er is sprake van nalatigheid van de zorgaanbieder. Ook staat vast dat door het overlijden van de patiënt schade is ontstaan. Nu de zorgaanbieder niet heeft gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt dat die schade ook was ontstaan wanneer wel sprake zou zijn geweest van adequaat toezicht op de afdeling staat daarmee het causaal verband tussen het ontbreken van afdoende toezicht op de afdeling en de schade door het overlijden van de patiënt vast. De klager heeft (de hoogte van) zijn eis tot schadevergoeding echter op geen enkele wijze geconcretiseerd en onderbouwd zodat deze niet kan worden vastgesteld of kan worden toegekend.

Vergoeding begrafeniskosten afgewezen

In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20200079 stelt de klager de huisarts aansprakelijk voor de materiële kosten, zijnde kosten voor een begrafenis. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een causaal (oorzakelijk) verband is relevant of de begrafeniskosten niet zouden zijn gemaakt zonder de door de huisarts gemaakte fout. De geschillencommissie is van oordeel dat de patiënt, gezien de algehele conditie waarin hij verkeerde, ook met het handelen van de zorgaanbieder weggedacht, op korte termijn zou zijn overleden. De gevorderde begrafeniskosten  zouden daarmee hoe dan ook op korte termijn gemaakt zijn. Deze kosten kunnen dan ook niet worden toegewezen.

Niet voldaan aan de (wettelijke) vereisten voor het toekennen van Affectie- en Shockschade

In de uitspraak van de Geschillencommissie Huisartsenzorg 20200014 oordeelt de geschillencommissie dat de huisarts een ambulance had moeten bellen. De klager heeft materiële en immateriële schadevergoeding gevorderd. De materiële schadevergoeding is door de klager niet onderbouwd noch gebleken. De geschillencommissie acht evenmin termen aanwezig om een vergoeding wegens (door de klager geleden) immateriële schade toe te wijzen. Deze schade zou dan moeten bestaan uit affectie- of shockschade. Affectieschade is toewijsbaar aan naasten van iemand die door andermans toedoen (zeer) ernstig blijvend letsel heeft opgelopen of is overleden. Daarvan is in dit geval geen sprake, omdat de patiënt niet is overleden als gevolg van het niet vervoeren per ambulance. Ook is niet voldaan aan de strenge wettelijke vereisten voor de toewijzing van shockschade.

Materiële en immateriële schadevergoeding afgewezen

In de uitspraak van de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg 26789/33215 verzoekt de klager, als nabestaande, een schadevergoeding van € 25.000. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de klager haar verzoek gespecificeerd. Hieruit blijkt dat zij allereerst een vergoeding verzoekt voor zeven maanden huur voor de kamer van de patiënt, zeven maanden betaalde eigen bijdrage en het eigen risico. De geschillencommissie is van oordeel dat de klager in redelijkheid niet kan verlangen dat de zorgaanbieder deze kosten vergoedt. Immers, deze kosten had de klager ook gehad indien door de zorgaanbieder anders was gehandeld. Ook heeft de klager een immateriële schadevergoeding gevorderd. Er ontbreekt een wettelijke grondslag voor een vergoeding van de immateriële schade die de klager stelt zelf te hebben geleden. De klager was namelijk geen partij bij de zorgovereenkomst. De geschillencommissie wijst de vordering af. Zie ook de uitspraak van de geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg 4675/28001.


2020

Voorbeeld uitspraak 118864, Geschillencommissie Ziekenhuis
ernstige fout door een tumor over het hoofd te zien. Hierdoor leed de cliënt schade. De cliënt eist dan ook een schadevergoeding van € 25.000,--. De commissie is van oordeel dat het oorzakelijk verband aanwezig is. De cliënt heeft kosten moeten maken, zoals de aanschaf van een scootmobiel, aanpassingen in de woning in verband met het rolstoelafhankelijk zijn en de gereden kilometers. Deze kosten zijn het gevolg van de gemaakte fouten door het ziekenhuis (toerekenbaar tekortschieten). De commissie constateert dat deze kosten in totaal €26.240,-- bedragen. De commissie wijst de vordering tot het maximale schadevergoedingsbedrag van € 25.000,-- toe.

Een voorbeeld van een zaak waarbij er geen sprake is van een oorzakelijk verband tussen de schade en de tekortkoming van de zorgaanbieder:

Voorbeeld uitspraak 20190012, Geschillencommissie Openbare apotheken
In deze zaak verwijt klaagster een apotheker dat zij haar zoon medicatie heeft gegeven die niet geschikt is voor kinderen. Klagers zoon heeft veel klachten door het gebruik van de medicatie. De schade bedraagt  € 7.700,-- en bestaat uit fysieke en emotionele schade. De commissie verklaarde de klacht van klaagster gegrond, maar wijst de gevraagde schadevergoeding af. Volgens klaagster zijn de mondhoeken van haar zoon door de medicatie gevoeliger geworden waardoor er krentenbaard is ontstaan. Ook zegt klaagster dat haar zoon drukker is geworden omdat er meer werkzame stof vrijkwam bij het inhaleren. Klaagster heeft dit niet onderbouwd met feiten, bijvoorbeeld op basis van een verklaring van een arts. Zij heeft niet aangetoond dat er sprake is van een medisch oorzakelijk verband tussen de geleden schade en de gemaakte fout. 

Uit deze zaken blijkt dat het oorzakelijk verband alleen aanwezig is in de gevallen waarbij de schade niet zou zijn ontstaan zonder de gemaakte fout. Het is belangrijk om het verband tussen de schade en de gemaakte fout te onderbouwen. 

Materiële schade

De cliënt kan schadevergoeding vragen voor materiële schade die is ontstaan doordat de zorgaanbieder tekort is geschoten. Materiële schade is schade die direct in geld is uit te drukken, zoals bijvoorbeeld medische kosten. Of kosten die gemaakt moeten worden voor huishoudelijke hulp en bijvoorbeeld aanpassingen aan een woning. 

Een voorbeeld van een zaak waarbij er schadevergoeding is toegewezen voor materiële schade:

Voorbeeld uitspraak 118305, Geschillencommissie Ziekenhuizen
In deze zaak was de uroloog volgens de cliënt nalatig omdat hij geen handelingen heeft verricht. Zoals een echo(onderzoek) om een torsio (verdraaiing van een teelbal) bij haar zoon uit te sluiten. De uroloog heeft de zoon niet op consult laten komen en heeft volstaan met een telefonische diagnose. Terwijl er voldoende aanwijzingen waren dat een echo op zijn plaats zou zijn. De cliënt vraagt vergoeding van de kosten van plaatsing van een prothese. Deze kosten zijn ongeveer €1.500,--. De commissie vindt dat het ziekenhuis de kosten van de prothese moet vergoeden, als de zorgverzekeraar deze kosten niet vergoedt. De cliënt moet daarvoor de facturen aan het ziekenhuis geven.

Een voorbeeld van een zaak waarbij er geen schadevergoeding is toegewezen voor materiële schade:

Voorbeeld uitspraak 118570, Geschillencommissie Ziekenhuizen
In deze zaak is de cliënt geopereerd aan een knobbel in zijn hand. Door de operatie is zijn pink krom gaan staan. De cliënt is zanger, componist en producer van muziek. Met de pink kan hij niet meer behoorlijk instrumenten bespelen, wat nodig is voor zijn beroep. Volgens de cliënt beperkt dit hem in zijn werkzaamheden en hij zou nu geen hit meer kunnen maken. Als vergoeding voor de inkomensschade vraagt de cliënt €25.000,-- van het ziekenhuis. De commissie kan het verzoek van de client niet toewijzen, omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd hoe zijn inkomen verminderd is door de operatie. De cliënt maakte niet duidelijk wat hij voor de operatie verdiende. Omdat hij geen enkele onderbouwing van de schade heeft gegeven kan er volgens de commissie geen schadevergoeding worden toegewezen. 

Uit deze zaken blijkt dat belangrijk is om de materiële schade te onderbouwen, met van facturen, bonnetjes of andere soorten bewijs. 

Vergelijkbare zaken over materiële schade

Immateriële schade

De cliënt kan ook schadevergoeding vragen voor immateriële schade die is ontstaan doordat de zorgaanbieder tekort is geschoten. Immateriële schade is schade veroorzaakt door pijn, leed en gederfde levensvreugde. De commissie kan deze vorm van schadevergoeding toewijzen als er sprake is van lichamelijk letsel, als iemand in zijn goede eer of naam is aangetast of op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. De commissie stelt de hoogte van deze vergoeding meestal vast op basis van het specifieke geval. Zij kijken naar wat er mee te maken heeft (context) en naar wat redelijk is. Vaak kijken zij naar wat er in soortgelijke situaties is besloten. 

Een voorbeeld van een zaak waarbij er schadevergoeding is toegewezen voor immateriële schade:

Voorbeeld uitspraak 2017/48, Geschillencommissie Openbare apotheken
Klager gebruikt medicijnen wegens de ziekte van Parkinson. Hij heeft een medische noodzaakverklaring gekregen voor het geneesmiddel Sifrol met een dosering van 1,5 mg. In plaats van Sifrol 1,5 mg heeft de apotheek Sifrol 0,125 mg aan hem gegeven. Klager vraagt een schadevergoeding van  € 15.000,-- voor de immateriële schade die hij heeft geleden. De lage dosering had ernstige gevolgen voor hem. Hij leed aan heftige spierverzwakking, akinesie en aan verwarring.  Hij had verdriet van het feit dat zijn naasten nu nóg meer voor hem moesten gaan zorgen en hij had door deze klachten de angst dat er sprake was van de groei van een kwaadaardige hersentumor. Ook leefde de apotheek niet met de klager mee. Gelet op de omstandigheden vindt de commissie een schadevergoeding van € 1.250,-- redelijk. 

Een voorbeeld van een zaak waarbij er geen schadevergoeding is toegewezen voor immateriële schade:

Voorbeeld uitspraak 115816, Geschillencommissie Zorg Algemeen
In deze zaak heeft de dochter van de cliënt een andere vaccinatie gekregen dan dat de cliënt met de arts had afgesproken. De arts heeft erkend dat zij een fout heeft gemaakt. Daarmee staat vast dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de arts. De cliënt vraagt een schadevergoeding voor de immateriële schade van
€10.000,--. Dit zal volgens haar voldoen aan het ongemak dat ze heeft ervaren en de impact die het op haar heeft gehad. Volgens de commissie is het nadeel onvoldoende onderbouwd, de commissie wijst de schadevergoeding af.

Uit deze zaken blijkt dat het bij een verzoek om tot schadevergoeding voor immateriële schade belangrijk is om het nadeel dat ervaren is goed te onderbouwen. 

Vergelijkbare zaken over immateriële schade

Samenwerken aan kwaliteit

 

 


Stichting Klachten & Geschillen Eerstelijnszorg
Postbus 8018
5601 KA Eindhoven

088 0229100
Maandag t/m donderdag
tussen 09.00 en 17.00 uur.